Thursday, July 17, 2008

Antwoorden Minister Verhagen op kamervragen


Antwoorden Minister Verhagen op kamervragen over veroordeling van Ragip Zarakolu


Answers of Minister Verhagen to Written Questions on the conviction of Ragip Zarakolu



See English text below after Dutch text.

You can also see (in English and Dutch) and discuss this topic at Holandahay Forum.


Federatie Armeense Organisaties Nederland (FAON)
Website: www.faon.nl
E-mail: info@faon.nl


Persbericht
Minister Verhagen: Veroordeling van Ragip Zarakolu in strijd met Europese normen



Den Haag, 14 juli 2008 - De Federatie van Armeense Organisaties Nederland (FAON) deelt mee dat Minister Verhagen van Buitenlandse Zaken in zijn beantwoording van de schriftelijke vragen, die hem door vier partijen in de Tweede Kamer, te weten ChristenUnie, SGP, VVD en CDA waren gesteld, mede namens de Staatssecretaris voor Europese Zaken heeft geantwoord dat de veroordeling van de Turkse uitgever Ragip Zarakolu wegens het uitgeven van een boek over de Armeense genocide niet in lijn is met de normen die de Europese Unie stelt wat betreft de vrijheid van meningsuiting. De Nederlandse regering zal dan ook zowel in de gesprekken met Turkije als in EU verband blijven aandringen op het wegnemen van alle obstakels die een vrije discussie over dit onderwerp belemmeren, daar dit van eminent belang is voor het ogen zien van het verleden. Voor een definitief oordeel of verdere aanpassing van het Turkse strafrecht (artikl 301) noodzakelijk, wordt gewacht tot beslist is op het beroep dat de heer Zarakolu bij het Hof heeft ingesteld.


De letterlijke tekst van de beantwoording luidt:

Graag bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris voor Europese Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij, Voordewind, Van Baalen en Ormel over veroordeling van een Turkse schrijver wegens publicatie van een boek over Armeense genocide. Deze vragen werden ingezonden op 24 juni 2008 met kenmerk 2070823460.

De minister van Buitenlandse Zaken, Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken en de heer Timmermans, staatssecretaris voor Europese Zaken op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Voordewind (CU), Van Baalen (VVD) en Ormel (CDA) over veroordeling van een Turkse schrijver wegens publicatie van een boek over Armeense genocide.

Vraag 1. Heeft u kennisgenomen van het bericht, dat een Turkse uitgever veroordeeld is tot een gevangenisstraf wegens het publiceren van een boek over de Armeense genocide in 1915?

Antwoord op vraag 1: Ja

Vraag 2. Hoe beoordeelt u deze veroordeling, die is gebaseerd op het omstreden artikel 301 van het Turkse wetboek van strafrecht?
Vraag 5. In hoeverre strijdt deze Turkse veroordeling met het Handvest van de grondrechten van de EU en met het EVRM?

Antwoord op de vragen 2 en 5: Deze veroordeling is niet in lijn met de normen die de EU stelt ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting.

Vraag 3. De betreffende, controversiële wetsbepalingen uit het Turkse wetboek van strafrecht zijn vrij recent onder druk van de EU aangepast om de vrijheid van meningsuiting in Turkije beter te kunnen waarborgen, juist ook in relatie tot de Armeense genocide. Blijkt uit deze veroordeling, dat deze aanpassing slechts cosmetisch was? Welke strekking en betekenis van artikel 301 laat zich nu precies afleiden uit deze veroordeling?
Vraag 4. Welke stappen gaat de minister bilateraal en in EU-verband zetten om de Turkse regering aan te spreken op deze veroordeling?
Vraag 6. Welke consequenties zou deze veroordeling in de ogen van de minister moeten hebben in relatie tot de toetredingsonderhandelingen met Turkije, mede in het licht van de door de Kamer aanvaarde motie-Rouvoet c.s. (21501-20, nr. 270)?

Antwoord op de vragen 3, 4 en 6: De heer Zarakolu gaat zowel op procedurele als inhoudelijke gronden tegen de uitspraak in beroep bij het Hof van Cassatie. Omdat de zaak nog onder de rechter is, kan nog niet worden vastgesteld of de recente amendering van artikel 301 van de Turkse Strafwet het beoogde effect heeft.

De zaak tegen de heer Zarakolu is in december 2004 aangespannen op grond van artikel 159 van de oude Turkse strafwet. De toenmalige minister van Justitie heeft destijds ingestemd met het indienen van deze aanklacht. In juni 2005 is artikel 159 afgeschaft en vervangen door artikel 301 dat vervolgens op 29 april jl. is geamendeerd. Ook op grond van het gewijzigde artikel 301 kunnen aanklachten slechts worden ingediend met toestemming van de Turkse minister van Justitie. Omdat in 2004 al toestemming van de toenmalige minister van Justitie voor het indienen van de aanklacht was verkregen, heeft de rechter geoordeeld dat niet opnieuw toestemming van de huidige minister van Justitie diende te worden aangevraagd.

Een van de vragen die nu bij het Hof van Cassatie voorligt, is of voor deze oude aanklacht niet opnieuw toestemming van de huidige minister van Justitie had moeten worden verkregen. De uitspraak van het Hof van Cassatie zal bindend zijn voor alle nog lopende zaken waarvoor al toestemming was verleend. Dit is van belang omdat een eerste reeks aanklachten die na amendering van artikel 301 zijn ingediend inmiddels door de huidige minister van Justitie is afgewezen. Dit wijst erop dat restrictief beleid wordt gevoerd bij het verlenen van toestemming om dit soort zaken aanhangig te maken.

Pas na uitspraak van het Hof kan een definitieve beoordeling worden gemaakt of verdere aanpassing van het Turkse strafrecht dat betrekking heeft op de vrijheid van meningsuiting noodzakelijk is.

Vanzelfsprekend blijft de Nederlandse regering bilateraal en in EU-verband aandringen op het wegnemen van alle obstakels die een vrije discussie over de Armeense kwestie in de weg staan. Dit is van eminent belang voor het verwerken en het onder ogen zien van de verschrikkelijke gebeurtenissen die rond 1915 hebben plaatsgevonden.



Federation of Armenian Organisations in The Netherlands (FAON)
Website: www.faon.nl
Email: info@faon.nl


Press Release
Dutch Foreign Minister Verhagen: Condemnation of Zarakolu not in line with EU norms



The Hague, 20 June 2008 - The Federation of Armenian Organisations of the Netherlands (FAON) was informed that Dutch Foreign Minister Verhagen, also on behalf of the Secretary of State for European Affairs in his answers on written questions that Members of four factions in Dutch Parliament, namely the Christian Union, the SGP (Political Reformed Party), the VVD (Liberal Party) and the CDA (Christian Democrats), had submitted about the five month sentence of Turkish publisher Ragip Zarakolu for publishing a book about the Armenian Genocide, indicated that this condemnation is not in line with the norms that the EU stipulates with regard to the freedom of expression. The Dutch government will continue, bilaterally as well as in the EU contaxt, to press for the removal of all obstacles that prevent a free discussion on this issue, as this is of eminent importance to face the past. A definite conclusion on whether further amendments of the Turkish penal code will be necessary, only after the verdict of the Court, where the appeal of Mr Zarakolu is still pending.


The litteral text of the Minister's answers are as follows:

Hereby, I submit to you, also on behalf of the State Secretary for European Affairs, the answers to the written questions by the Members Van der Staaij, Voordewind, Van Baalen and Ormel on condemnation of a Turkish writer because of publication of a book on the Armenian Genocide. The questions were sent on 24 June 2008 with reference number 2070823460.

The Minister of Foreign Affairs, Drs. M.J.M. Verhagen

Answers by Mr. Verhagen, Minister of Foreign Affairs and Mr. Timmermans, State Secretary for European Affairs on the questions submitted by parliament members: Van der Staaij, SGP, (Political Reformed Party), Voordewind, CU (Christian Union), Van Baalen, VVD (Liberal Party) and Ormel, CDA (Christian Democrats) on the condemnation of a Turkish writer because of publication of a book on Armenian Genocide.

Question 1. Have you been noticed that a Turkish publisher has been sentenced to five months in prison for publishing a book about the Armenian Genocide of 1915?

Answer to question 1: Yes

Question 2. What is your opinion on this conviction, which is based on the controversial Article 301 of the Turkish Penal Code?
Question 5. To what extent is this Turkish sentence in defiance of the Charter of Fundamental Rights of the European Union and with the European Convention on Human Rights?

Answer on questions 2 and 5: This conviction is not in line with the norms that the EU stipulates with regard to the freedom of expression.

Question 3. The respective controversial Articles in the Turkish Penal Code have been adapted quite recently under pressure of the EU to be better able to garantuee the freedom of speech in Turkey, especially in relation to the Armenian Genocide. Does this conviction mean that these amendment has been just cosmetic? What can be concluded about the scope and the meaning of Article 301 after this conviction?
Question 4. What are the steps that the Minister intends to take bilaterally and in the EU context to address the Turkish government on this sentence?
Question 6. What are the consequences of this conviction, according to the Minister, for the EU accession negotiations with Turkey, bearing in mind the Motion 21501-20, Nr. 270 by former MP Mr. Rouvoet and associates, adopted by this Chamber?

Answer op the questions 3, 4 and 6: Mr. Zarakolu is going to appeal against the decision with the Court of Cassation both procedurally and substantially. Because the case is still pending, it can as yet not be determined whether the recent amendment of Article 301 of the Turkish Penal Code has produced the expected result.

The case against Mr. Zarakolu has been filed in December 2004 on the ground of Article 159 of the old Turkish penal code. The Minister of Justice of the time has then agreed with the lodging of this complaint. In June 2005, Article 159 has been abolished and replaced by Article 301, which was later, on 29 April inst., amended. Also, on the ground of the amended Article 301, complaints can be lodged with the permission of the Turkish Minister of Justice. Because, already in 2004 the permission of the Minister of Justice of the time for filing of the complaint had been obtained, the judge has opined that there is no need to request anew the permission of the present Minister of Justice for this.

One of the questions which lies with the Court of Cassation at this time is whether for this new complaint permission of the present Minister of Justice had to be obtained. The judgment of the Court of Cassation will be binding for all going matters for which permission had been given. This is of importance, because the first set of complaints, which have been filed after the amendment of Article 301, have in the meantime been rejected by the present Minister of Justice. This refers to the fact that a restrictive policy is pursued as regards granting of permission to bring such cases before the courts.

Only after the verdict of the Court of Cassation can a definitive conclusion be drawn on whether further amendment of the Turkish penal code concerning freedom of expression is necessary.

Needless to say, the Dutch government will continue, bilaterally and in the EU context, to press for the removal of all obstacles that prevent a free discussion of the Armenian question. This is of paramount importance for acknowledging and getting over with the horrible events which have taken place around 1915.
Back to the Top